Het gebied Osann-Monzel werd waarschijnlijk voor het eerst bewoond in de Romeinse tijd, nadat Julius Caesar (100 v. Chr. tot 44 v. Chr.) de Eifel en de Moezel bij het Romeinse Rijk had ingelijfd. In het district Monzel werden brokstukken gevonden die werden geïnterpreteerd als een Romeinse villa rustica, d.w.z. een alleenstaande landbouwboerderij. Na het einde van de Romeinse heerschappij behoorde het gemeentegebied vanaf 510 tot het Frankische Rijk en, na de deling ervan, tot Lotharingen vanaf het midden van de 9e eeuw. Lotharingen van zijn kant wisselde verschillende keren van Oost-Frankisch en West-Frankisch rijk. Tenslotte behoorde de gemeente vanaf 925, zij het met onderbrekingen, tot de westelijke grensstreek van Duitsland.
Al meer dan 1000 jaar bekend
Uit deze periode zijn geen directe schriftelijke bewijzen bekend, maar aangenomen wordt dat zowel Osann als Monzel reeds in de 7e of 8e eeuw werden gesticht. Het is zeker dat deze plaatsen al minstens vanaf 950 bestonden. Dit is bekend uit een opsomming van bezittingen van de Trierse abdij van Sint Martinus in deze tijd, waarin "osanna" en "muncele villam" worden genoemd. Deze eerste schriftelijke vermelding dateert uit het jaar 1008. Aartsbisschop Balduin van Trier schonk Monzel en Osann in 1323 als leengoed aan de graaf van Nassau-Saarbrücken, maar het klooster Himmerod bleef ook in Monzel een belangrijke landheer. In 1412 schonk Filips van Nassau-Saarbrücken Osann en Monzel aan de graven van Daun en zu Bruch als leengoed. Van deze laatste kwamen Osann en Monzel vervolgens als huwelijksgoed aan de graven van Manderscheid. Vanaf 1794 stonden de twee dorpen onder Frans bestuur, en in 1815 werden ze op het Congres van Wenen aan het Koninkrijk Pruisen toegewezen. Sinds 1946 maken zij deel uit van de toen pas opgerichte deelstaat Rijnland-Palts. Op 7 juni 1969 werden de gemeenten Osann en Monzel opgeheven en werd uit de opgeheven gemeenten de nieuwe gemeente Osann-Monzel gevormd.