In Padua studeerde hij wiskunde, natuurkunde, astronomie, geneeskunde, oude filosofie en rechten; later ook theologie in Keulen. Als priester en wetenschapper steeg hij naar de hoogste rangen van het openbare leven van zijn tijd: raadslid in Basel, pauselijke legaat in Duitsland, kardinaal, bisschop van Bressanone en vicaris-generaal in Rome. Als curie-kardinaal en adviseur van paus Pius II behandelde hij de hervorming van de geestelijkheid en de algemene hervorming van de kerk. Hij werd beschouwd als een serieuze kandidaat voor verkiezingen als paus, maar stierf in 1464 in Todi, Umbrië. Zijn graf bevindt zich in de kerk van San Pietro in Vincoli in Rome. Zijn hart rust in de kapel van het St. Nicolaus Hospital, die hij schonk.